Met de nieuwe programmalijn ‘betovering, helen en vruchtbaarheid’ profileert Kunstfort bij Vijfhuizen zich als ruimte waar op een vrije, onbegrensde manier kan worden nagedacht over de nabije en verre toekomst, en hoe we in die toekomst, met onze kennis over het verleden, met elkaar en onze omgeving omgaan. De groepstentoonstelling ‘Plural Fertilities’, die in de zomer van 2020 in het Kunstfort te zien is, luidt de nieuwe programmalijn in. Hoewel de werken in de tentoonstelling zeer van elkaar verschillen in materiaal, sfeer en verhaal, houden de kunstenaars zich bezig met verwante vraagstukken: Hoe worden we ons bewust van onze plaats in de wereld en de systemen die dit construeren? In wat voor een wereld willen we volgende generaties grootbrengen? En wat kunnen we leren van de natuur, subjectieve realiteiten, en rituelen, om met elkaar te leven en voor elkaar te zorgen?
Kevin Osepa is een van de deelnemende kunstenaars. In zijn videowerk ‘Con Los Santos No Se Juega’ (2018), onderzoekt hij een specifieke jeugdherinnering, die zich afspeelde op Curaçao, waar hij werd geboren en opgroeide. Osepa’s jeugd is sterk gekleurd door de spirituele praktijken van ‘Brua’, een samensmelting van katholieke, Afrikaanse, en inheemse geloven, dat op de Antillen, hoewel in het geheim, nog sterk wordt beleefd. In zijn sprookjesachtige werk geeft hij een tegelijkertijd liefdevol en kritisch beeld van de Afro-Caribische identiteit in een postkoloniale wereld. Hij behandelt thema’s als spiritualiteit, ouderschap, masculiniteit, en seksualiteit. Redacteur van Kunstfort Journal, Masha van Vliet, ging met hem in gesprek.
Waar verwijst de titel van je werk, ‘Con Los Santos No Se Juega’ (in het Nederlands ‘Speel niet met de heiligen’) naar?
Het is een Spaans gezegde, oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika en de Spaanstalige Caribische eilanden. Curaçao ligt aan de kust met Venezuela en kent hierdoor veel Spaanse invloeden. Het was een gevleugelde uitspraak van mijn oma en moeder. De titel verwijst naar ‘Brua’: de religieuze rituelen waarmee de Afro-Caribische cultuur doordrenkt is en waar ook mijn jeugd op Curaçao sterk door wordt gekleurd. De film verbeeldt een specifieke herinnering, aangevuld met meer conceptuele beelden die het verhaal compleet maken. De film gaat over de mooie, maar ook minder mooie kanten van de Brua-rituelen. Enerzijds zijn ze er om je te beschermen, maar je kunt er ook mensen kwaad mee doen. Neem bijvoorbeeld het gebruik van blauwsel, oorspronkelijk een middel om je was witter mee te maken. Op Curaçao worden baby’s en kinderen ermee gewassen om ze te beschermen tegen kwade geesten. Dit vind ik een mooi gebruik. Anderzijds worden bepaalde eigenschappen of emoties gezien als iets kwaads, dat moet worden uitgebannen.
Je interesse in Brua-rituelen is ontstaan toen je fotografie ging studeren aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Op Curaçao was je er niet echt mee bezig; het was gewoon onderdeel van je leven. Wat maakte dat je je er juist in Nederland in bent gaan verdiepen.
Ik ben me pas aan het einde van mijn academietijd met deze thematiek bezig gaan houden. In het begin durfde ik geen werk over Curaçao te maken, onder andere omdat mijn toenmalige docent vond dat ik mijn afkomst helemaal moest loslaten in mijn werk. Hij zei dit om mij te stimuleren om meer te gaan experimenteren en mijn horizon te verbreden, maar zijn woordkeuze viel op dat moment niet goed bij mij. Ik was jong en het had een grote impact op me. Het maakte dat ik mijn afkomst niet durfde te onderzoeken of dingen te maken die met de Antillen en mijn Afro-Caribische identiteit te maken hadden. Ik maakte in die tijd heel sprookjesachtig, futuristisch werk. Ik werd geïntrigeerd door mystieke thema’s, UFO-verschijningen, science fiction. In het derde jaar van mijn studie kreeg ik Sarah Blokland als docent. Zij was heel kritisch-analytisch en spoorde mij aan om te onderzoeken waar mijn interesse voor het mystieke vandaan kwam.
Toen ik mij in het laatste jaar van de academie ben gaan verdiepen in de Brua-cultuur was dat een openbaring voor mij, omdat er door dit onderzoek heel veel dingen op zijn plek vielen die ik mij afvroeg over mijn identiteit en ook over een collectieve Afro-Caribische identiteit, die ik daarvoor niet echt begreep. Ik zie dit als het startpunt van mijn werk als kunstenaar, omdat ik eindelijk durfde toe te geven dat mijn hang naar mystieke onderwerpen voortkwam uit de mystieke rituelen, gewoontes en verhalen uit mijn jeugd.
Waarom zijn die Brua-rituelen nu zo belangrijk voor je en voor de collectieve Afro-Caribische identiteit, waar je werk om draait?
De rituele kant van mijn opvoeding was altijd in een soort geheimzinnigheid gehuld. Het was er gewoon en het kwam tot uiting in veel dagelijkse dingen en handelingen, maar er werd niet over gesproken. Als ik iets vroeg over waarom die rituelen bestonden dan kreeg ik nooit een concreet antwoord. Het was voor kinderen iets waar je niet over sprak, maar je was je er wel bewust van. Om een voorbeeld te geven: een keer in de zoveel tijd kwam mijn tante bij ons thuis. Zij nam plaats in een kamertje en de andere vrouwen uit mijn familie gingen een voor een bij haar naar binnen. Wij mochten niet in die kamer komen omdat ze rookte en dat was slecht voor kinderen, werd ons voorgehouden. In werkelijkheid was ze daar waarschijnlijk tarotkaarten aan het lezen. Ik denk dat ik daarom pas in Nederland besefte, toen die rituelen er opeens niet meer waren, hoe belangrijk ze voor mij waren en hoe sterk ze mijn identiteit bepaalden. Het komt dus ook voort uit een soort heimwee.
Die geheimzinnigheid heeft een oorzaak. In de koloniale tijd moest iedereen katholiek zijn. Andere, Afrikaanse geloven, waren verboden. Als gevolg ontstond er een soort verborgen geloof dat beleden werd onder het mom van het katholicisme, maar dat doorspekt was met allerlei andere rituelen. Achter het Mariabeeld, schuilde een Afrikaanse godin. De oorspronkelijke rituelen gebeurden in het geheim, waardoor mensen er tot op de dag van vandaag niet openlijk over durven te spreken. Ik gebruik dit mystieke en geheimzinnige ook in mijn werk en ik merk dat door deze indirecte manier van vertellen mensen eerder geneigd zijn om er openlijk over te praten, zonder dat iets direct wordt benoemd. Door bijvoorbeeld blauwsel en bescherming als uitgangspunt te nemen open je het gesprek en vanuit daar kun je ook de moeilijke en beladen kant ervan bespreekbaar maken.
De Brua-rituelen leven tegenwoordig nog vooral bij een oudere generatie en ze raken daardoor steeds meer in de vergetelheid. Ik merk dat het bij mijn oma eigenlijk al aan het verdwijnen is. Dat vind ik zonde. Het is deel van onze identiteit en geschiedenis, en daarmee bedoel ik natuurlijk ook de Nederlandse geschiedenis. Het is een symbool van verzet. Het is een manier waarmee tot slaaf gemaakten met elkaar communiceerden. Ik vind dat we dat moeten bewaren en via mijn werk hoop ik er ook met mijn eigen generatie over in gesprek te gaan. Ik vind dat dit gezien moet worden. Dan ga je elkaar ook beter begrijpen.
Ervaar je de spiritualiteit ook hier in Nederland?
Ik voel de spiritualiteit niet in Nederland. Dat heeft puur met de architectuur en het landschap te maken. Het heeft ermee te maken dat de mensen om je heen het ook ervaren. Het is zo doordrongen in alles, in gesprekken, in de manier waarop je je beweegt, andere mensen benadert. Taal, spreekwoorden die magisch zijn, daardoor ervaar ik het meer op Curaçao. Veel mensen vragen me of ik er in geloof of niet, maar dat is voor mij niet zo belangrijk. Voor mij is het iets van mijn voorouders dat ik probeer te conserveren. Wat aanvankelijk voortkwam uit heimwee, is uitgegroeid tot een meer antropologisch onderzoek, een manier om een geschiedenis te bewaren en weer voelbaar te maken.
Jij bent op je zeventiende naar Utrecht gekomen om te studeren en bent daar blijven wonen. Vind je dat je desondanks nog een Afro-Caribische identiteit hebt?
Je hebt elk jaar ongeveer 300 studenten die vanuit Curaçao naar Nederland gaan om te studeren, simpelweg omdat je op de Antillen niet alles kunt studeren. Veel van hen blijven in Nederland omdat ook het banenaanbod en de verdiensten hier beter zijn. De beweging van jonge mensen naar Nederland maakt hierdoor ook deel uit van die collectieve Afro-Caribische identiteit. Als ik spreek met andere jonge Antillianen die naar Nederland zijn gekomen om te studeren, dan merk ik dat we dezelfde gesprekken voeren en dat we hetzelfde referentiekader hebben. Als ik het met hen bijvoorbeeld over blauwsel heb, dan roept dat dezelfde herkenning op. Ik ben in Nederland kritischer gaan kijken naar de Antillen, maar ik kan niet zo streng zijn op Curaçao omdat er daar een verstoring heeft plaatsgevonden. Er is een geschiedenis die maakt dat de dingen zijn zoals ze zijn op Curaçao. Ik ben kritisch op Curaçao, maar ik neem het haar ook niet kwalijk.
Kun je een voorbeeld noemen waar je kritisch over bent?
Als het bijvoorbeeld gaat over de acceptatie van mijn geaardheid, dan voel ik mij in Nederland omarmt en afgewezen in Curaçao. Als het gaat over mijn huidskleur, dan is het juist andersom. Daar worstel ik mee, ik voel me in Nederland niet helemaal thuis, maar op Curaçao kan ik ook niet helemaal mezelf zijn. Op het moment dat je vertrekt en hier komt, kun je je eindeloos misplaced voelen.
Spreek je deze kritiek ook uit in je werk?
Ik zou zeggen dat mijn werk soft activistisch is. Ik neem wel een standpunt in. Als je het hebt over die acceptatie van mijn geaardheid en kleur, dan is het natuurlijk belangrijk om hier inzicht in te geven. Want als je dat niet begrijpt, dan snap je mijn hele werk niet. Maar ik houd het altijd bij mijzelf, mijn eigen ervaringen. Mijn werk is heel autobiografisch.
Met mijn werk, dat er mooi en aantrekkelijk uitziet, maar ook mijn pijn en trauma’s laat zien, probeer ik mensen te verleiden om over de moeilijke thema’s die ik aansnijd in gesprek te gaan. Door thema’s te mystificeren lukt het de gesprekken op gang te brengen die ik voor ogen had.
De vrouw speelt in jouw werk ook een belangrijke rol. Je geeft ze weer als krachtige en beschermende personages. Waarom doe je dat?
De verhalen die ik vertel in mijn werk komen van vrouwen: mijn oma, mijn moeder, mijn zusje. Zij hebben mij altijd het meest willen beschermen. Ze vormen mijn voornaamste bronnen en daarom wil ik deze vrouwen een prominente plek geven in mijn werk.
Op een gegeven moment komt in mijn film Aartsengel Michael voor, maar dan in de figuur van een vrouw. Veel Afrikaanse goden zijn vrouwelijk. Afrikaanse goden en christelijke heiligen lopen in de Afro-Caribische cultuur door elkaar. Ik wil laten zien dat godinnen ook een hele belangrijke rol spelen en draai mannelijke en vrouwelijke personages daarom om.
Heb je nog projecten op stapel staan?
Ik heb net een videowerk gemaakt voor het Wereldmuseum in Rotterdam, waarvoor ik objecten uit de collectie als uitgangspunt heb genomen. In dit werk vertel ik het verhaal van een jongen die een moeizame reis aflegt naar een heilige plek op Curaçao, genaamd Watamula. In het werk onderzoek ik thema’s als masculiniteit, seksualiteit en spiritualiteit. Ik zie het als een liefdesbrief aan Curaçao. De film is voor mij een manier om in gesprek te gaan met mijn eiland. Ik vind het spannend om de film te presenteren, omdat ik hiermee geen vooroordelen wil bevestigen of kritiek wil leveren op Curaçao. Ik wil context geven aan de moeilijkheden die ik er ervaar. De film zal vanaf september te zien zijn in het Wereldmuseum in Rotterdam en ik heb net te horen gekregen dat de film zal worden vertoond op het Nederlands Film Festival.
Daarnaast ben ik nu bezig met een nieuwe film met de titel ‘Kloof’. Kloof is een straat aan de westkant van het eiland, die wordt overkoepeld door een gewelf aan bomen. Het is een prachtige, maar tegelijkertijd historisch beladen plek omdat hier een slavenopstand is begonnen en er veel bloed heeft gevloeid. Als jongere werden mij deze geschiedenisverhalen niet verteld, maar er bestonden wel heel veel spookverhalen over, die als kind een grote indruk op mij maakten. Het is tekenend voor hoe trauma’s worden overgedragen van generatie op generatie en hoe ze door de tijd heen vervormen. Ik maak het werk in opdracht van het Amsterdam Museum, waar het deel zal gaan uitmaken in de presentatie over de Gouden Eeuw.
En sinds kort fotografeer ik samen met mijn zusje. Dit deed ik ook al op Curaçao en hier is mijn interesse voor fotografie begonnen. Ik maak een fotoserie van haar en hoop deze gepubliceerd te krijgen in een fashion magazine. Ik voel me wel thuis in de modefotografie. Het is een fijne afwisseling met mijn langer lopende kunstprojecten.