Zippora Elders is sinds juli 2016 directeur van Kunstfort Vijfhuizen. In de afgelopen jaren heeft zij een programmalijn uitgezet rondom science fiction. Schrijver Alix de Massiac blikte eind 2019 met haar terug op de afgelopen jaren.
Kun je me wat vertellen over je opleiding en voormalige werkzaamheden voordat je artistiek directeur van het Kunstfort werd?
Ik werkte hiervoor als curator bij het Foam in Amsterdam. Naast het maken van grote solo- en groepstentoonstellingen, zat ik in de redactie van Foam Magazine, waarvoor ik ook veel heb geschreven. Als freelancer heb ik onder andere voor het Sandberg Instituut gewerkt en weer daarvoor was ik curator in opleiding bij het Stedelijk Museum Amsterdam. Ik heb kunstgeschiedenis en erfgoed- en museumstudies, met als specialisatie museumconservator gestudeerd, en extracurriculair filosofie, ook in Amsterdam, en bestuurskunde in Leiden.
Wat trof je vier jaar geleden aan toen je bij het Kunstfort begon?
Voordat ik kwam had het fort een jaar lang geen directeur gehad. De dagelijks leiding lag grotendeels bij het bestuur. Tijdelijke curator Julia Geerlings maakte in die periode groepstentoonstellingen in lijn met het programma van de vorige directeur, Holger Nickisch. Holger dacht over het Kunstfort als een plek waar vergeten buitenkunstwerken hun plek konden vinden. Zijn visie werd ondermeer ingegeven door het denken over de functie en inrichting van de publieke ruimte, wat goed past in Haarlemmermeer, immers een relatief recent door de mens ontworpen gebied. Ik heb de programmering toegespitst op solotentoonstellingen in combinatie met individuele interventies, omdat ik van het fort weer verder een platform voor kunstenaars en ontwerpers wilde maken. Toen ik begon was het organisatorisch gezien nog zoeken, omdat er net een reorganisatie had plaatsgevonden. De stichting werd vlak na mijn aantreden opgesplitst in twee stichtingen; een voor het beheer en behoud en een voor de culturele programmering van het fort Vijfhuizen. Het algemeen directeurschap kwam daardoor ook bij mij te liggen en we werkten met een vernieuwd team. Zeker bij zo’n complexe organisatie is het uiteindelijk belangrijk om een goede taakverdeling te hebben en ruimte te maken voor het ontwikkelen van een instituut als onderneming. Sindsdien ben ik dus bezig om het team weer wat groter en gedifferentieerder te maken.
Hoe heb jij je in die ruim drie jaar ontwikkeld?
Het is een unieke en eervolle kans om directeur te zijn van een atypische plek voor actuele kunst, buiten de stedelijke centra. Je wilt goed nadenken over waar je als instelling voor staat en welke positie je inneemt, zowel lokaal als in het bredere culturele veld. Ik heb geleerd om naast curator ook directeur te zijn. De bestuurskundige en juridische kanten van de functie zijn belangrijk en onmisbaar, maar ook een uitdaging in een bescheiden organisatie als die van het Kunstfort, waar je als directeur altijd meerdere petten op hebt. Het is steeds weer balanceren tussen het gezicht zijn naar de buitenwereld, en van binnenuit het aanspreekpunt zijn. Ik heb in korte tijd veel geleerd over intermenselijke relaties en over mezelf.
Leiding geven heeft er bij mij denk ik altijd wel in gezeten. Ik kan produceren, coördineren en managen, maar het artistieke aspect is voor mij leidend en ik vind het belangrijk om daar ruimte en tijd voor te hebben. Van curatoren wordt er vaak een haast ambtelijk professionalisme verwacht, terwijl het juist hun kracht is om op een ‘alternatieve’ manier te denken en daar hoort soms een ander tempo bij. Daar moet een balans in worden gevonden. Als team zijn wij wat dat betreft inmiddels goed op elkaar ingespeeld.
Je hebt in je programmering duidelijke overkoepelende thema’s uitgestippeld. Wat zijn deze thema’s en op welke manier zijn deze tot stand gekomen?
Het fort is onderdeel van de Stelling van Amsterdam en heeft een blijvende militaire connotatie. Gelegen in Haarlemmermeer, de voorloper van de Flevopolder, is het cultureel en historisch een belangrijke plek. Dit gegeven speelt altijd een centrale rol in de programmering. Dat het fort naast erfgoed ook een levendige, creatieve plek is, maakt dat de geschiedenis en betekenis van de plek actueel blijft en meebeweegt met de veranderende realiteit.
Als overkoepelend thema hebben we ons sinds 2016 thematisch op sciencefiction gefocust. Bij het werken met kunstenaars bleek al snel dat bepaalde onderwerpen intuïtief steeds weer naar boven bleven komen. Ik heb gezocht naar de gemene deler tussen deze onderwerpen en het Kunstfort zelf. Het is een plek die engagement en actie oproept. Uiteindelijk vond ik dat in het thema science fiction alles samen komt. Bovendien biedt het de mogelijkheid om de programmering multi- en interdisciplinair te benaderen en is het een interessant uitgangspunt om een breder publiek uit te leggen hoe je kunst kunt benaderen. Kunst zet aan om te durven en mogen dromen. Het is een manier om je verbeelding vorm te geven en ideeën te ontwikkelen over andere mogelijke werkelijkheden.
Ook het ecologische aspect van de programmering is relevant omdat de omgeving van het Kunstfort zo zichtbaar gepland en uitgetekend is, waardoor je op deze plek bijna vanzelfsprekend gaat reflecteren op het landschap en de positie van de mens als en in de natuur. Met name in Kunstfort Projects – Bee Heroes komt dat duidelijk naar voren en haken we aan op gesprekken over ecologie en verantwoordelijkheid.
De populariteit van sciencefiction is de laatste jaren enorm toegenomen. Volg je deze tendens of was je daar voorloper in?
Toen ik het thema in de programmering opnam was het geloof ik nog niet zo zichtbaar. Maar ik had wel het idee dat het vertrekken vanuit sciencefiction past bij de actuele onderwerpen die de geschiedenis van het fort met zich meebrengt, zoals grenspolitiek en migratie, maar ook samenwerken en –leven met wat ons (nog) onbekend is. Ik denk dat sciencefiction, als genre, de toeschouwer uitnodigt om de eigen verbeelding aan te spreken, anders te denken, en dat is wat ik met de programmering wil bereiken.
Bij Foam was ik rondom fotografie ook met verwante thema’s bezig, zoals het kunstmatige in de natuur in relatie tot visies van makers op het zogenoemde post-Antropoceen, maar ook het in beeld brengen van objecten als artefacten. Daarvoor was ik assistent bij de Kazimir Malevich overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam. Malevich behoorde tot de Russische avantgarde en had een sterk geloof in de toekomst. In tijden van verwarring en een naderend ‘einde van de wereld’ zie je vaker dat kunstenaars de blik op alternatieve toekomsten richten. Maar sciencefiction biedt ook creatieve ruimte om met kunst uitspraken te doen over misstanden in het hier en nu.
Misschien voel ik mezelf ook nog steeds een alien. In het algemeen als ‘kunstmens’ en ook hier. Leven en werken op dit vlakke land, het vele polderen als manager van zo’n instituut, en ook het navigeren in werelden die worden bestierd door mensen die er anders uitzien dan ik. Het fort maakt me vrolijk en nieuwsgierig. Sinds mijn aantreden probeer ik het hier wat vloeibaarder te maken. Dat was natuurlijk al ingezet voor mijn tijd, maar van avontuur, magie en kleur kun je wat mij betreft nooit genoeg hebben. Ik ben niet alleen een kritische maar ook een optimistische alien [lacht].
Gezien je eerdere ervaring bij Foam en het Stedelijk moet het een behoorlijke overgang van white cube naar het Kunstfort zijn geweest?
Dat was in het begin inderdaad wel wennen. Wat je van tevoren bedenkt werkt niet altijd. Zowel praktisch als inhoudelijk gezien vraagt het om een hele andere benadering van tentoonstellingen maken. Dat moet je leren, maar ik hoop het inmiddels onder de knie te hebben. Door het maken van de tentoonstellingen dichtbij onszelf te houden, hebben we als team de ruimte goed leren kennen: wat werkt en niet werkt, hoe mensen door de ruimte bewegen. Verder zijn er allerlei technische aspecten waar we de afgelopen tijd aan hebben gesleuteld waardoor de stabiliteit in de ruimte is verbeterd. Ook heb ik een aantal dingen weggehaald die visuele ruis veroorzaakten en het licht veranderd in wit (dag)licht. Het zijn kleine aanpassingen waar je als middelgrote instelling toch bewust geld voor moet reserveren, maar die wel effect hebben op het algemene gevoel van kunstenaar en bezoeker.
Hoe vind je als culturele instelling in de periferie je publiek?
Het was in de eerste plaats belangrijk om onze identiteit aan te scherpen, ook visueel. Voor de grafische identiteit hebben we een ontwerper gevraagd, Dan Solbach, die nog niets in Nederland had gedaan maar wel voor veel kunstinstellingen in het buitenland heeft gewerkt. Zijn vormgeving heeft de esthetiek van een internationale kunstinstelling, maar blijft tegelijkertijd toegankelijk voor zowel het regionale als erfgoedpubliek. Daarnaast heb ik me op de behoeftes van de kunstenaar gericht, en gevraagd wat zij nodig hadden. Op die manier komt het professionele publiek vanzelf op gang, en dat is ook gebleken.
Verder hebben we een jaarlijks programma opgezet dat zich richt op de regio en makerschap, vorig jaar bijvoorbeeld samengesteld in samenwerking met kunstenaar Bruno Zhu. Haarlemmermeer is een specifieke regio waarin intensievere verbinding tussen gemeentekernen en inwoners wordt gezocht. Ik heb nauw contact met de ambtenaren van Haarlemmermeer en Haarlem en luister naar de lopende debatten. Ook de jaarlijks terugkerende residency Kunstfort Kasus verbindt internationaal discours met ambacht, locatie en (ontworpen) omgeving.
En nu? Hoe ziet de toekomst van het Kunstfort eruit? En die van jou?
Door de focus op de organisatorische kant heb ik mij minder kunnen toeleggen op het nader onderzoeken van de lopende thema’s. Daar maak ik in de toekomst ruimte voor en betrek nog meer kunstenaars en cultuurwerkers op de inhoud. Ik zie het als onze verantwoordelijkheid om verbinding te zoeken en meerstemmigheid te behouden. Daarbij is het ook voor de regio belangrijk om met het internationale veld te blijven uitwisselen.
Eind 2019 hebben we ons verder toegespitst op de programmalijn ‘betovering, helen en vruchtbaarheid’, nog steeds in de context van het verbeelden van alternatieve realiteiten. We reflecteren op de statische architectuur van het fort en de verhalen daarover. We willen lokale en internationale gemeenschappen versterken, en we hopen lichaam en geest artistiek te bezielen met natuur en kunst. Ook het stimuleren van het forteiland als open huis voor creativiteit, zeker met het oog op de vergrijzing en vereenzaming van alleenwonenden, vind ik belangrijk. Dit ligt in het verlengde van onze jarenlange samenwerking met vrijwilligers. Eensgezindheid en écht samen optrekken is daarvoor, inhoudelijk en visueel, essentieel. De bijen op het eiland zijn daar een mooi voorbeeld van.
We zullen onze thema’s verder consolideren en uitdiepen. De meerjarenbijdrage van het Mondriaan Fonds heeft ruimte gebracht. Zo is het online journal een manier om naar nuances te zoeken in onderwerpen die tentoonstellingen en kunstenaars naar voren brengen, maar ook om ideeën een duurzame aanwezigheid te geven. Nu komt het artistiek-inhoudelijke beleid grotendeels vanuit mij, dat was zinvol om de instelling meer op de kaart te zetten met een cultureel budget, maar op de lange termijn vind ik dat monovisionair. De volgende stap is differentiëren.