In de zomer van 2021 wordt in het Kunstfort nieuw werk van Danielle van Ark getoond. Danielle legt in haar werk systemen van de kunstwereld bloot; een wereld waar zij ook deel van uitmaakt en sterk van afhankelijk is. Wezenlijke vragen over wat of wie de waarde, toegankelijkheid, authenticiteit en zichtbaarheid van kunst en kunstenaars bepaald staan in haar werk centraal. Recentelijk kreeg Danielle veel aandacht voor haar project Bills. Toen zij aan het begin van de pandemie opdrachten en inkomsten weg zag vallen, begon ze collages en tekeningen te maken op de rekeningen die binnen bleven komen. Deze postte ze op Instagram, waar ze op een first-come-first-served basis en tegen het bedrag van de rekening door iedereen konden worden gekocht. Wat begon als een ludieke actie om haar penibele situatie zichtbaar te maken, werd een succesvol en breed omarmd project. Zippora Elders en Masha van Vliet van het Kunstfort gingen via Zoom met Danielle in gesprek. Het gesprek is ook te beluisteren als podcast op Soundcloud.
MvV: Het is al even geleden dat je met de Bills startte en je bent inmiddels gestopt ze op Instagram te verkopen. Kun je ons weer even mee terugnemen naar hoe het project is ontstaan?
DvA: “De Bills kwamen heel impulsief tot stand, maar nu ik er op terugkijk vloeien ze heel logisch voort uit iets waar ik al langere tijd mee bezig ben. Al jaren maak ik tekeningen en collages op press releases die ik meeneem uit galeries. Ik vind persteksten fascinerend; soms zijn ze inhoudelijk heel informatief maar vaak is er geen touw aan vast te knopen. Door er op te tekenen, piste ik er bij wijze van spreken overheen.
Op een avond zat ik in mijn studio te werken. De lockdown was net begonnen en ik maakte me zorgen. Zou ik nog wel als kunstenaar kunnen rondkomen? Toen ik een forse rekening binnenkreeg voor mijn internet, die ik halfjaarlijks betaal, ontstond er kortsluiting. Ik printte de factuur uit, tekende er op en zette het op Instagram en Facebook. Binnen een minuut kreeg ik een reactie van iemand die het wilde kopen. Iemand die ik goed kende van de Rijksakademie en een geweldige collectie heeft. Het voelde goed dat het bij haar terecht kwam. Ik besloot meer rekeningen te delen, er verscheen een artikel over in het NRC en toen is de gekte ontstaan. Mensen gingen zelfs alerts instellen op Instagram om maar zo snel mogelijk een werk te bemachtigen. Ik wist helemaal niet dat dat kon!”
MvV: De bedragen voor jouw werk beginnen normaal rond de 800 EURO. Nu konden mensen soms voor maar 25 EURO een werk van jou kopen. Was je niet bang dat het invloed zou hebben op de waarde van je werk, of dat mensen er misbruik van zouden maken?
DvA: “Ja man, toen het zo’n hype werd dacht ik: straks staat mijn werk op Catawiki. Dat is zeker niet de bedoeling! Daarom ben ik contractjes gaan maken, met de eis dat het werk de eerste tien jaar niet doorverkocht mocht worden en niet via het internet. Mijn werk kost inderdaad normaal gesproken veel meer, maar wie koopt dat als alles plat ligt en er geen beurzen of tentoonstellingen zijn? Ik houd mij veel bezig met de vraag wat de waarde is van kunst en voor wie kunst toegankelijk is en voor wie niet. Waarom kost een bepaald werk zoveel en waarom heeft een werk een oplage van zoveel? Waarom kunnen alleen mensen die geld hebben kunst kopen? Ik heb hierin zelf ook een dualistische positie. Aan de ene kant wil ik dat mijn werk veel geld waard is, aan de andere kant wil ik dat mensen die mijn werk goed vinden, maar het niet kunnen betalen, het ook kunnen hebben. De Bills kon bijna iedereen kopen. Er was alleen weinig aanbod, want ik heb natuurlijk niet elke dag rekeningen.”
ZE: Wat vond jouw galerie, Tegenboschvanvreden, ervan?
DvA: “(lacht) Ik ben vrij impulsief in alles, dus ik heb het gewoon online geknald zonder het met hen te overleggen. We hebben het daarna eigenlijk ook nooit uitgebreid besproken, maar ik denk dat ze er wel trots op zijn. Het heeft natuurlijk veel zichtbaarheid opgeleverd. Aan de andere kant kan ik mij ook voorstellen dat ze er moeite mee hadden omdat mijn werk ineens veel goedkoper werd aangeboden. Wat heeft dit voor effect op de marktwaarde van mijn werk? Dat vraag ik mijzelf ook wel af.”
ZE: Je komt uit een DIY-cultuur, een subcultuur die probeert te ontkomen aan de normatieve structuren en alternatieven biedt voor een monetaire economie. Tegelijkertijd begeef je je ook juist aan de commerciële kant van de kunstwereld en maak je daar gebruik van. Hoe weet jij je punk te behouden in een ontzettend commerciële omgeving?
DvA: “De lijn tussen die activistische en commerciële kant van mijn werk is heel dun. Het speelt een belangrijke rol in hoe ik mij positioneer als kunstenaar. Aan de ene kant voel ik me helemaal niet thuis in de galeriewereld, maar ik vind het wel belangrijk dat mijn werk wordt gezien en dat mensen het kopen. Dan moet je je tot die commerciële kunstwereld verhouden. Tegelijkertijd probeer ik ook om het kapitalistische systeem heen te werken. Ik ben al een tijdje bezig om een platform op te richten waar kunstenaars expertise met elkaar kunnen delen en we elkaar helpen om verder te komen. Een soort deeleconomie. Dit zijn allemaal kunstenaars die shows hebben bij grote galeries in de VS, maar omdat ze uit dezelfde underground muziekscene komen als ik, zeggen ze allemaal ja. Deze gemeenschapscultuur bestaat al veel langer in de muziekwereld. Het begint nu ook een beetje te komen in de kunstwereld.”
ZE: Je geeft les op de afdeling fotografie van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag. Merk je daar – ook in het licht van de recente ontwikkelingen op de academies – dat er een verandering plaatsvindt in hoe een nieuwe generatie kunstenaars zich positioneert in de kunstwereld?
DvA: “Nou, de gedachte dat je musea en galeries nodig hebt om hogerop te komen is op de academie nog wel heersend, maar er zijn steeds meer studenten die denken: we gaan het zelf wel regelen, we zorgen zelf wel dat we zichtbaar zijn. Die kids zijn verbaal supersterk en laten zich veel minder leiden door de geijkte paden. Dat vind ik echt tof om te zien. Het valt me op dat steeds meer jonge kunstenaars zich verenigen in een collectief, en daar ook na de academie mee doorgaan. Samen kun je zoveel meer voor elkaar krijgen. Nu de gevestigde podia door COVID-19 tijdelijk zijn weggevallen is dit alleen maar in een stroomversnelling gekomen.”
ZE: Aan de andere kant kunnen galeries ook bescherming bieden aan kunstenaars die misschien niet zo ondernemend zijn en niet gemakkelijk hun weg weten te vinden in het kapitalistische systeem. Zie je ook dat mensen er om die reden buiten vallen?
DvA: “Jazeker, de een weet zich beter te profileren dan de ander. En dan kun je veel hebben aan de representatie van een galerie. Als het gaat om het documenteren en organiseren van je werk, maar ook in het leggen van contacten met musea en instituten. Daar zijn veel kunstenaars liever niet mee bezig. In het buitenland is de rol en daarmee ook de macht van galeries nog veel groter dan hier. Toch merk ik dat de invloed van de galeries echt minder is geworden. Hoeveel mensen komen daar binnen op een dag? De handel speelt zich steeds meer af op internet. Kijk wat een hype die NFT’s op het moment zijn. Het is natuurlijk de vraag hoe dit zich ontwikkelt, maar dat de rol van de gevestigde instituten verandert is onontkoombaar. Een galerie is toch een beetje een log apparaat geworden.”
ZE: Hoe reageerden je studenten op je Bills?
DvA: “Die vonden het geweldig. Zij bewegen zich in hun praktijk veel meer online, dus dit project spreekt hen op die manier ook erg aan. Ik probeer mijn studenten altijd mee te geven dat als je je onderwerp en tijd mee hebt, en je daar op een goede manier op inspeelt, alles zichtbaar kan worden. Maar je moet er wel voor willen werken.”
ZE: Ik kan me ook voorstellen dat de manier waarop je de Bills verkocht, via Instagram, een andere manier van contact met het publiek opleverde?
DvA: “Ik heb nog nooit zoveel voldoening teruggekregen als bij dit project. Als ik via de galerie een werk verkoop van 8000 EUR dan heb ik vaak geen idee waar het terecht komt. Nu kreeg ik allemaal superleuke reacties van mensen die lieten weten hoe blij ze met hun werk waren. Die betrokkenheid vond ik heel bijzonder. Het kunstenaarschap is heel solitair. Ik werk goed in eenzaamheid, maar soms drijft het me ook tot waanzin. Door deze reacties besef je weer wat de waarde is van wat je doet als kunstenaar.”
ZE: Vanaf welk moment in je loopbaan ben je geld gaan verdienen met kunst en hoe verdiende je het daarvoor? Of beter: in je levensonderhoud gaan voorzien, ik weet niet of geld verdienen de juiste bewoording is.
DvA: “Toen ik afstudeerde aan de kunstacademie, woonde ik in New York. Ik werkte daar als assistent van Dana Lixenberg, maar had tegelijkertijd eigen opdrachten waar ik best goed mee verdiende. Ik fotografeerde af en toe voor het muziektijdschrift ‘Wire’. Daar heb ik hele gave dingen voor gedaan en het leverde me goede contacten op. Na een tijdje was ik een beetje klaar met fotografie en heb ik me aangemeld voor de Rijksakademie. In de jaren tijdens en direct na de Rijks liep het heel goed, maar daarna kwamen er een paar jaren dat het financieel minder ging. Ironisch genoeg op het moment dat ik een solotentoonstelling bij Foam had en veel aandacht kreeg voor mijn vrije werk kwam er gewoon geen geld binnen. Nu ik sinds een paar jaar lesgeef aan de KABK en af en toe ook wat toegepaste opdrachten doe gaat het financieel wel weer goed. Maar dat is pas sinds de afgelopen twee jaar.”
MvV: Je Bills-project is aangekocht door de ABN AMRO-collectie, wat inhoudt dat je tussen september 2020 tot september 2021 de Bills in opdracht van hen maakt en in ruil daarvoor betalen ze jouw rekeningen. Pak je het project anders aan voor ABN AMRO?
DvA: “Ja, ik wilde de Bills wel anders aanpakken voor de ABN. Ik ben een keer in hun depot geweest. Geweldig! Ik heb iets met depots, van die comateuze plekken waar objecten staan te verstoffen om hopelijk ooit weer een keer gezien te worden. Toen ik voor de ABN begon kreeg ik een aantal collectiecatalogi. Dat bracht me op het idee om knipsels hieruit op een aantal rekeningen te plakken of werken uit de collectie na te tekenen. Ik heb ook een van mijn eigen werken uit de collectie op een rekening geplakt. De Bills zullen snel een keer als serie worden getoond terwijl de werken die er op worden afgebeeld in de depots blijven. Ik vind het interessant dat die objecten op deze manier weer worden geactiveerd.”
ZE: Ben je op het moment ook met andere projecten bezig?
DvA: “Er zijn veel losse dingen waar ik nog niet helemaal de concentratie voor heb gehad om die goed uit te werken. Ik ben een tijd bezig geweest met het maken van schilderijen gebaseerd op iconische werken uit de kunstgeschiedenis. Vooral colour field paintings, zoals het werk van Helen Frankenthaler. Ik ben eigenlijk helemaal geen goede schilder, dus dan is abstract werk het makkelijkst (lacht). Ik vouw de doeken op, zodat je ze niet als geheel kunt beschouwen.
Ik vind het fascinerend dat schilderkunst nog altijd het duurste medium is op de kunstmarkt, en de hoogste status heeft. Er is volgens mij nog nooit een installatie voor 80 miljoen verkocht. Waarom toch altijd zo’n rechthoekig vlak, terwijl de kunst zich zoveel andere kanten op beweegt?
Veiling- en collectiecatalogi zijn ook een terugkerend gegeven in mijn werk. Onlangs kreeg ik van iemand een bestelbus vol aan oude Christie’s catalogi. Superfascinerend om door al die jaargangen heen te bladeren. Je ziet vaak dat er privécollecties van overleden verzamelaars worden geveild. Ik vind het iets triests hebben dat iemands levenswerk van de een op de andere dag uit elkaar valt. Ook kwam ik tijdens het bekijken van al die catalogi tot de conclusie dat de hele kunstmarkt eigenlijk draait rond een stuk of honderd kunstenaars die je de hele tijd terug ziet komen: Christopher Wool, Damien Hirst, Imi Knoebel bijvoorbeeld. Groter is de canon van Christie’s en Sotheby’s niet. Ik ben op de pagina’s van die catalogi gaan schilderen om er zo nieuwe werken van te maken.”
ZE: Zou je kunnen zeggen dat jij een fascinatie hebt voor de duistere kant van de dingen? The dark side of the moon?
DvA: “Iemand zei laatst, je hebt altijd zo’n fascinatie voor geld. Dat is niet helemaal waar. Ik ben meer geïnteresseerd in de schaduwkant van geld, macht of status. Het gezegde What comes up must come down is helemaal waar. Bijna iedereen die sky high gaat valt op een bepaald moment om, doordat je ouder wordt of een onvergeeflijke fout maakt. Het is iets wat altijd boven de kunstwereld hangt. Mijn werk wordt misschien op een bepaalde manier gedreven door een angst dat dit mij op een bepaald moment ook overkomt.”