Emma van Meijeren: Dagboekcontouren
Thursday, 15 July 2021
Return to overview

Auteur Emma van Meijeren schreef voor het Kunstfort Journal het kortverhaal Dagboekcontouren, over het fenomeen dat cultuurwetenschapper, filosoof en schrijver Lauren Berlant (1957-2021) ‘wreed optimisme’ noemde: onze neiging om te verlangen naar iets dat eigenlijk onze ontwikkeling in de weg staat. Berlant schreef en gaf les over culturele thema’s als feminisme, gender, identiteit en belonging. Zij overleed op 28 juni 2021 op 63-jarige leeftijd. Met haar overlijden werd Emma’s tekst een ode aan deze invloedrijke cultuurwetenschapper en auteur van onder andere The Hundreds (2019), Desire/Love (2012), Cruel Optimism (2011), The Female Complaint (2008) en The Anatomy of National Fantasy (1991).

In een oud dagboek ontdek ik dat Parijs de eerste stad was waarin ik overnachtte. Op de voorkant van het boekje staat ‘Zomer 2006’ in een krullend handschrift, wat betekent dat ik 14 was. Ergens in de versteende realiteit van Haussmanns grootste, meest rechtlijnige dromen, zocht ik verstild toegang tot mijn eigen droomwereld. Over die nacht schreef ik in mijn dagboek: “Ik hoor veel geluiden, metro’s en ambulances enzo. Telkens als ik die hoor vraag ik me af wie ze komen ophalen en wat er met die persoon is gebeurd.”

Door het geluid van de sirene voelde ik me werelds en werelds wilde ik voortaan blijven. Niet langer meer in slaap vallen omringd door stilte maar in het gedempte en constante lawaai van sirenes, metro’s en de gesprekken van cafégangers. Dit omvatte mijn idee van toekomst: meer geluid, dus meer wereld. Wanneer ik in de toekomst ook stadsmens zou zijn geworden dan zouden de sirenes me niet eens meer opvallen, wat zou aantonen hoe werelds ik zou zijn.

Zo gaven de dromen van Haussmann, die in de negentiende eeuw de kronkelige paden van Parijs liet vervangen door grote boulevards, vorm aan mijn eigen dromen. Zijn plannen fascineren me. Nergens anders in Europa werd een hoofdstad eigenhandig afgebroken om bijna helemaal opnieuw opgebouwd te worden. Ten minste, niet zonder een aardbeving of oorlog die zoiets noodzakelijk maakte.

Nu ik iedere avond in de stad slaap zijn het andere geluiden die ik ‘s nachts hoor dan ik toen

in Parijs voorspelde. Er rijden geen metro’s of ambulances langs mijn slaapkamerraam in Amsterdam West. Wel woont er een ganzentoom die ‘s nachts luid met elkaar in gevecht raakt. In mijn dagboeken schrijf ik nog steeds regelmatig over wat me wakker houdt, maar het zijn zelden geluiden van de straat.

De flat waar ik in woon staat aan een grote, rechte weg die het hele stadsdeel doorkruist. Toch zou ik mijn straat beslist geen boulevard durven te noemen. Het heeft niet dezelfde bravoure en parmantigheid als Parijse wegen.

In Amsterdam waren de gemoederen in de negentiende eeuw dan ook niet gericht op wereldse boulevards maar op de bescherming van de stad tegen de wereld, specifiek tegen de drie grootmachten waar zij tussen ligt. Het gevaar van een buitenlandse overname lag op de loer en het was die toekomst waar Amsterdam voor, of beter gezegd tegen, bouwde.

Geheel in Hollandse traditie werd hier vorm aan gegeven door het aanleggen van een waterlinie. Een ring om Amsterdam die in geval van nood onder water gezet kon worden en zo de stad zou beschermen tegen buitenlandse overname. Het sentiment in militaire kringen was als volgt: Nederlanders hebben geen zin om zelf de strijd aan te gaan met de vijand en verwachten dat het water het trucje wel voor ons kan doen. De bouw van de stelling werd een “dood weermiddel” genoemd.1 En ze kregen gelijk. De stelling werd ingehaald door de tijd en kon vanwege de ontwikkeling van het vliegtuig de stad niet beschermen.

Vliegtuigen hoor ik nu regelmatig landen vanuit mijn bed. Maar zoals ik al zei zijn dit nu zelden de geluiden die mij echt wakker houden. Het zijn eerder mijn innerlijke stemmen die mijn slaap verstoren, geluiden van angst die tollen tot ik van pure uitputting toch nog even de droomwereld in val. De angst is niet concreet, gaat zelden over een specifiek persoon of doel, en is juist daarom zo onuitstaanbaar. Er zitten geen grenzen aan waar ik bang voor ben, het is juist de grenzeloosheid die me bang maakt. Weg is het verlangen naar meer geluid en meer wereld. Tegelijk kan ik ook niet zeggen dat ik droom over minder geluid en minder wereld. Eigenlijk heb ik geen idee meer waar ik naar verlang.

Volgens de filosoof Lauren Berlant worden onze dromen en verlangens in de huidige tijd gekenmerkt door ‘wreed optimisme’. Wreed optimisme ontstaat wanneer iets waar je naar verlangt in werkelijkheid een obstakel vormt voor je ontwikkeling. Zoals het supporten van een voetbalclub die nooit wint, of het eten van fastfood.

Omdat ik liever niet aan mezelf toe wil geven dat ik als stadsmens misschien niet volledig floreer, zou ik tegen zo’n soort analyse allerlei argumenten inbrengen die zouden aantonen hoe leuk ik het heb in Amsterdam. Zo geniet ik bijvoorbeeld van de ganzentoom in mijn achtertuin. De schaamteloze agressie die de dieren vertonen naar buren, inclusief kinderen, brengen me regelmatig aan het lachen. In mijn buurt word ik ook blij van: springen in de Sloterplas, mooie meisjes die wachten op de bus, de ijssalon die redbull ijs verkoopt.

En eigenlijk denk ik dat Berlant het ook best met me eens zou zijn—misschien zelfs zou beamen—dat ik iedere dag wel iets in Amsterdam tegenkom dat mij werkelijk optimistisch stemt. Berlant probeert namelijk helemaal niet te zeggen dat de wereld enkel wreed is, maar dat we belangrijke dingen kunnen ontdekken over hoe de wereld op dit moment ingericht is, wanneer we haar bekijken via de paradox van ‘wreed optimisme’. Er kunnen dus nog steeds aspecten zijn van de stad die mij laten floreren, terwijl de verwachtingen die ik projecteer op mijn omgeving tegelijk precies het soort ontwikkeling dat ik hoop te maken tegenhouden.

Veelal tevergeefs probeer ik ook nu mijn gedachten toe te vertrouwen aan de pagina’s van een dagboek. Mijn hoop is dat ik door regelmatig in een dagboek te schrijven een patroon in mijn buien zou kunnen ontdekken. Een reden misschien zelfs voor waarom het zo vaak voelt alsof het plafond boven mijn hoofd inzakt en ik er hulpeloos onder sta. Meestal valt er alleen een onsamenhangende stroom woorden in mijn dagboek. Nog vaker vergeet ik om te schrijven of heb ik geen zin. Het lijkt allemaal niet echt ergens toe te leiden.

Het leven bekijken we volgens Berlant zoals het plot van een boek, we verwachten samenhang tussen de verschillende aspecten ervan en bovendien denken we dat het ergens toe zal leiden. Het plot volgen we vaak onder de impressie dat we hier zelf de auteur van zijn. Maar tegelijk voelen we ook wel aan dat hard werken en het volgen van de regels geen garanties zijn voor een gelukkig leven. En toch blijven we werken, blijven we hopen en blijven we verlangen naar een soort ontknoping die nooit lijkt te komen.

Terwijl ik in de schemer weer eens een beetje in mijn bed aan het trappelen ben vraag ik me af hoe dat was voor mijn ouders (boomers) of voor die mensen die in de negentiende eeuw de linie stonden te graven om Amsterdam heen. Zouden zij werkelijk het gevoel hebben gehad dat ze daardoor veilig zouden zijn? Dat ze zichzelf en elkaar konden beschermen?

Het belangrijkste dat we ontdekken wanneer we ons afstemmen op de paradox van wreed optimisme, is dat wreedheid zich niet alleen (meer) opdringt via crisissituaties zoals oorlog, maar dat wreedheid ingebakken zit in precies die dingen waar we naar verlangen. De crisis heeft zich uitgestrekt, sijpelt constant door het alledaagse heen en maakt zichzelf zo ongrijpbaar. Permanente crisis maakt van ieder moment een nu, wist verleden en toekomst uit of maakt in ieder geval de contouren ervan te vaag om te kunnen herkennen.

Wat overblijft is een eeuwig nu, een uitgestrekt nu.

Berlant beschrijft het eeuwige nu met een zwem-metafoor. Ze zegt: “we dromen over een zwemtocht richting een prachtige horizon, terwijl we in werkelijkheid constant aan het trappelen zijn in een ruimte zonder contour.” Geen horizon, geen lijn, geen linie. Onophoudelijk vervaagt de ene dag in de andere. Ik schrijf ‘Zomer 2021’ op een schrift en neem mezelf voor de komende maanden toch echt een dagboek bij te houden.

1. https://www.stelling-amsterdam.nl/stelling/extra/vestingbouw/index.php

Foto

Back to top